Ik zit in de lerarenkamer, pc op de schoot en vul mijn agenda bij. Terwijl ik ijverig typ, luister ik met een half oor naar twee collega’s die hun springuur nuttig gebruiken om te vakvergaderen.

‘Gisteren gaf ik die herhalingstoets’, zegt de ene collega tegen de andere, ‘en dat liep grondig fout!’ Ze vertelt hoe moeilijk de leerlingen de toets vonden, hoe ze vragen stelden waarop het antwoord gewoon in de opgave stond. ‘Alsof ze de opgave niet begrepen.’ Of vragen als ‘Moeten we dat met zo’n tabel doen?’ terwijl ze daar in de les uitgebreid op geoefend hadden. Toen de collega de toetsen corrigeerde, merkte ze weinig diepgang in de antwoorden. Verschillende leerlingen schreven losse woorden en stukjes zin die wel wat met het antwoord te maken hadden, maar slaagden er niet in om een heldere redenering op te bouwen.

Ik stop met typen en overpeins de situatie. Dit soort dingen ervaar ik zelf ook geregeld. Leerlingen lijken een stuk afhankelijker dan twintig jaar geleden. Een aantal metacognitieve vaardigheden zoals de opgave grondig lezen en begrijpen, de essentie samenvatten en goed noteren, beheersen ze minder. Hoe komt het dat leerlingen dit niet meer leren?

Ik kijk naar mijn laptop en besef dat er in twintig jaar veel veranderd is. Het begint bij het invullen van de agenda. Vroeger een wat vervelend taakje in het begin of op het einde van de les. Nu hoeft dat niet meer. Ik noteer mijn lesonderwerp op smartschool en automatisch verschijnt het in de agenda van de leerlingen. Ze hebben er geen werk aan. Al betwijfel ik of ze er vaak naar kijken. Op het eerste gezicht een nuttige tijdsbesparing. Nochtans, het ‘agendamoment’ was elke keer een moment waarop je als leraar kleur bekende: ‘Daar zullen we vandaag mee bezig zijn.’ Weten leerlingen nog wel waar ze mee bezig zijn?

Daarnaast bereid ik me voor aan de hand van een PowerPointpresentatie die ik tijdens de les zal projecteren. Die helpt op voorhand, om mijn gedachten te ordenen en tijdens de les, om voor een heldere structuur te zorgen. Achteraf zet ik die op smartschool. Dan hebbende leerlingen een mooie samenvatting. Ai, dat is een tweede probleem: waar leerlingen vroeger moesten zoeken naar het verband tussen de les en het boek, de essentie eruit halen, doe ik dat nu in hun plaats. Geen kans dus om die vaardigheid te oefenen.

Ook de boeken zijn anders dan vroeger. Tegenwoordig gebruiken we invulboeken. Ik doe mijn boek op een willekeurige bladzijde open en kijk naar de bladspiegel. Het is een les over recht evenredige grootheden. Ik zie nette tabellen die klaar staan om ingevuld te worden. Opnieuw een efficiënte tijdsbesparing, want tabellen tekenen, dat duurt. ‘Ze zijn dat niet meer gewoon.’ Ook wij niet. We beseffen niet dat leerlingen tijd en oefening moeten krijgen om dit soort dingen efficiënt aan te pakken. En vooral, bedenk ik nu, hoeven leerlingen niet na te denken of dit een vraag is waarbij de grootheden recht evenredig zijn. Het antwoord schreeuwt van het blad.

Laatst kreeg ik van mijn stagiaire de vraag of ik het bordboek gebruikte. Het is toch veel handiger als leerlingen op het bord mee kunnen volgen. Ze schrijven dan de antwoorden op de juiste plaats en kunnen onmiddellijk controleren of ze goed bezig zijn. Klinkt logisch en ondersteunend.

Toch, nu ik al deze dingen op een rijtje zet, twijfel ik. We willen het als leraar graag goed doen. We willen dat onze leerlingen de juiste antwoorden vinden, hen daarbij helpen en ondersteunen. We willen bezig zijn met de essentie van het leren. Zonder nodeloos tijdsverlies.

Alleen, vraag ik me nu af, doen we dan ook het goede? Ontnemen we hen, door al die ondersteuning en efficiëntie, geen kansen. Want leren is niet efficiënt. Leren gebeurt traag en moeizaam. Het is worstelen en wroeten. Terwijl je iets op het bord schrijft, krijgt een leerling tijd om na te denken. Eigenlijk zou je als leraar zo weinig mogelijk in de plaats van de leerling moeten doen. Het denken en het werken zoveel mogelijk bij hen leggen. Net dat kleine beetje geven opdat ze weer verder geraken. In dat opzicht werkt het te goed doen, het goede doen tegen.

Ondertussen gaat de bel. Ik kijk snel op mijn smartphone in welk lokaal ik les heb. R303, het aftandse lokaal op de derde verdieping waar nog een ouderwets krijtbord hangt. Tijd voor een experimentje. Ik kan de beamer uitzetten en de boeken dicht laten. Opnieuw vertrekken van een wit blad. En kijken wat dit oplevert. Ik verwacht protest en weet nu al dat één keer niet genoeg zal zijn. Het zal me helpen om te zoeken waar de vooruitgang het denken van de leerlingen wegneemt en waar die het denken stimuleert. Zodat ik bewust kan kiezen wat ik inzet en wat ik afschaf want ik wil dat leerlingen de waardevolle dingen uit het verleden blijven leren. Dat heet niet ouderwets maar conservatief.

Els Van Emelen, namens de redactie

Share this article

Ik ben Els Van Emelen, lerarenopleiding aan de UCLL lager onderwijs in Hasselt. Ik geef didactiek van wiskunde aan de werkstudenten en begeleid praktijkonderzoek aan de studenten in de dagopleiding.

Post a comment